Stormachtige medische keuring

Gepubliceerd op 4 januari 2022 om 19:58

Omdat ik veel te vroeg ben, rijd ik nog een rondje over het bedrijventerrein. Als kind was ik al gefascineerd door de troosteloosheid van het havengebied nabij ons huis. De sombere loodsen, vage pakhuizen en geheimzinnig zoemende gebouwen hadden destijds een onweerstaanbare aantrekkingskracht en wakkerden mijn fantasie aan. Ook hier blijkt een haven te zijn, een uitloper van het kanaal. Twee of drie vrachtschepen liggen er aangemeerd in de regen. De wind staat in de lengterichting op het water en jaagt de golven de kade op. Ik keer de auto en voel een moment de vibe van vroeger.

Kantje boord

Een paar minuten later parkeer ik vlak voor de deur van het gebouw waar ik word verwacht voor een medische keuring. Ik heb een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd en daarover moet een onafhankelijke keuringsarts een advies uitbrengen. Het belangrijkste criterium daarbij is de vraag of ik 100 meter achtereen kan lopen.

Ik gooi het portier wijd open, pak mijn vierpotige wandelstok, Hugo, (eiffelstok heet zo’n ding) van de passagiersstoel en wurm me naar buiten. Daar word ik overrompeld door een straffe zuidwester. Als ik naar de kofferklep met daarin mijn rollator wil schuifelen, waait het portier met flinke kracht tegen mijn achterste. Ik wankel en weet nog net de daklijst te grijpen. Dat was even kantje boord! Ik laat de deur dichtvallen en schuifel voorzichtig verder, voetje voor voetje. Als ik mezelf in de juiste positie heb gemanoeuvreerd om de kofferbak te openen, merk ik pas goed hoe hard het waait. Hugo waait bijna weg, de wind duwt en trekt aan me en de regen striemt in mijn gezicht. Tot overmaat van ramp is de kapuchon over mijn hoofd gewaaid waardoor mijn zicht belemmerd wordt, maar ik durf mijn handen niet los te laten om dat onding af te doen.

Help!

Opeens hoor ik een bulderende windvlaag naderen en ik klamp me uit alle macht aan de auto vast. Geen seconde te vroeg. In de volgende minuten kan ik geen kant meer op. Het enige wat ik doe is me schrap zetten en tegen de felle wind in hangen. Ondertussen kijk ik in lichte paniek om me heen. Zijn er wel mensen hier op de late vrijdagmiddag? Ik zie enorme, kleurloze bedrijfspanden en halfvolle parkeerterreinen, maar geen kop op straat. Wel blijkt er in het gebouw waar ik moet zijn, beweging te zijn. Een eetcafé. Terwijl ik hangend aan de daklijst van de auto en met gekromde tenen de storm sta te trotseren, denk ik koortsachtig na. Zwaaien naar de cafébezoekers? In de auto gaan zitten en claxonneren? Of wachten op een toevallige voorbijganger? Ik sta voor een bedrijfsverzamelgebouw. Er worden cursussen gegeven, er zijn flexplekken, er zijn spreekkamers voor keuringsartsen en fysiotherapeuten. Waarschijnlijk komt er straks wel een komende of gaande bezoeker langs, stel ik mezelf gerust. Ik wacht. Dat kan ook niet anders want ik weet bij God niet hoe ik weer terug in de auto kom.

Kerstster

De situatie wordt zenuwslopend, ik weet niet of ik het wel volhoud zo. Het is nat, het is koud, mijn bril is beslagen door mijn eigen zware ademhaling in de benauwde kapuchon en ik sta te trillen op mijn benen. Dan zie ik ineens een vrouw naderen vanuit de richting waar ik vandaan gekomen ben. Met haar knaloranje fleecejack en sportieve sneakers doet ze me meteen denken aan een fysiotherapeute. Ze loopt met vlotte stappen. In haar handen houdt ze een kerstster. Ik zet me schrap en wenk haar met wilde handgebaren. Gelukkig, ze begrijpt het. Heb je hulp nodig? Wat kan ik voor je doen? Gebrekkig als ik praat, probeer ik uit te leggen dat ik mijn rollator nodig heb die in de kofferbak ligt. Ze doorziet meteen de situatie en stelt ondertussen de goede vragen. Wil je dat ik de klep open? Vouw ik de rollator zo goed uit? Zal ik de tas eraan hangen? Dit is duidelijk een dame met ervaring en invoelingsvermogen. Ze parkeert de kerstster in de kofferbak en gaat aan de slag met mijn loophulpmiddelen. De vierpoot komt in de kofferruimte en eindelijk voel ik de veilige steun van mijn rollator. Ik lach en bedank haar stralend voor haar hulp. En zij lacht terug en vraagt of ik het verder alleen red. Ik steek mijn duim omhoog.

Mexicano's en mondkapjes

De oranje jas verdwijnt met de kerstster in het verzamelgebouw en ik volg haar stapje voor stapje de helling op naar de ingang, ondertussen worstelend met de wind. Vlak voor de deur stoot de rollator op een omhoogstaande tegel. Door de abrupte stilstand van mijn hulpmiddel, tuimel ik voorover. Als door een wonder, of misschien wel dankzij een windvlaag uit de goede richting, weet ik me staande te houden. Ik til de rollator over de richel van de tegel en ga door de automatische schuifdeur naar binnen. Bezoekers mogen wachten in het eetcafé, lees ik in de hal. Daar worden ze vervolgens opgehaald. Probleem is, dat ik onmogelijk door de klapdeuren kom met mijn rollator. Ik besluit een stoel in de hal te nemen en af te wachten. Opnieuw is het de oranje ‘fysiotherapeute’ die soulaas biedt. Hé, zit je hier? Kun je niet door de klapdeuren? Ze laat me binnen, vraagt of ik nog iets nodig heb en verdwijnt weer even snel als ze gekomen is.

Ik wacht aan een grote leestafel in het lege café. Er hangt een sterke frituurlucht. De bediening heeft weinig omhanden en staat gezellig te dicussiëren over het nut van mondkapjes, en hoe ze kriebelen onder je kin. Een aantal jonge mannen komt binnen en bestelt Mexicano’s. Achter de klapdeuren zie ik de oranje jas weer voorbijflitsen. Ze zwaait vrolijk naar me en ik lach en knik terug vanachter mijn mondkapje.

Jajajaja

Na verloop van tijd komt er een klein, onopvallend mannetje binnen, ik schat hem tegen de zestig. Een uitgebluste ambtenaar, is mijn eerste gedachte. Hij noemt mijn meisjesnaam. Dat gebeurt zelden. Even twijfel ik. Misschien komt hij niet voor mij, misschien is dit een of andere coach die kantoor houdt in dit pand en die zijn cliënt komt halen met dezelfde naam. Ik noem voor de zekerheid mijn volledige naam. De man kijkt hulpeloos om zich heen. De stakker had mijn spraakstoornis natuurlijk niet zien aankomen en hij weet zich even geen raad. Ik krijg een beetje medelijden met deze brave man, dus ik noem zo helder mogelijk de naam van zijn bedrijf, die is gemakkelijker uit te spreken dan mijn eigen naam. Jajajaja, reageert hij. Ik sta op en volg hem naar de lift. Hij neemt de trap. Boven komen we in een vergaderzaaltje waar we op flinke afstand tegenover elkaar plaatsnemen aan een ovale vergadertafel. Tussen ons in op tafel staat een plantenbak met kerststerren.

Doodles

Hij stelt vragen en ik antwoord, zo kort en helder mogelijk. Hij schrijft. Ik overhandig hem de ingevulde vragenformulieren, hij kijkt er vluchtig naar. Jajajaja. En hij schrijft. Naar een ID-bewijs wordt niet gevraagd. Ik vraag of hij me voldoende kan verstaan. Jajajaja. Anders gebruik ik mijn spraakcomputer, zeg ik, wijzend op de tablet die ik ondertussen startklaar heb ik gemaakt. Hij schrijft. Tenminste, daar lijkt het op. Door het kerstbloemstuk kan ik alleen de schrijfbewegingen zien. Misschien zit hij gewoon doodles te tekenen. Of een sinterklaasgedicht te schrijven. Hoewel mijn gevoel mij zegt dat deze man niet het prototype van de gezellige huisvader is. Ik verdenk hem ervan zich te verschuilen achter zijn pen en de plantenbak omdat het allemaal best ongemakkelijk is. Ik vertel hem zo goed en kwaad als dat gaat, van mijn hachelijke avontuur zojuist in de wind. Jajajaja. En of iemand mij straks kan begeleiden naar de auto, want anders gebeuren er ongelukken. Jajajaja. Lopen kost u veel moeite hè, zie ik. Ja, nogal ja, daarom zit ik dus hier... Jajajaja. Dan loop ik nu even met u mee naar uw auto.

Doktersroman

Nog voor het gesprek goed en wel begonnen is, is het alweer afgelopen. Ik stop de ongebruikte spraakcomputer weer in de rollatortas en ga met de lift naar beneden. Daar staat de dokter al in een windjack op me te wachten. Buiten raak ik even in een stroomversnelling door de afdaling. De wind doet me wankelen, hij grijpt net op tijd mijn arm vast en zo strompelen we samen langzaam maar zeker naar het vlakke trottoir. Het laatste stukje naar de auto is een beproeving. Stormachtige windvlagen brengen de rollator compleet uit koers, er is geen houden meer aan. Ik weet me in de armen van een arts (jammer dat het toch heel anders is dan in een doktersroman), maar ik ben als de dood dat ik straks omwaai en weer iets breek. Het huilen staat me nader dan het lachen.

Maar een tel later gier ik het ongeremd uit om mezelf, om de hele situatie, met die wat onhandige, saaie dokter die volgens mij het liefst zo snel mogelijk van dit gekke mens af wil. Arm in arm stappen we de parkeerplaats op. Ik pak met een zucht van verlichting de auto vast en we openen samen het portier. Ondertussen geef ik de beste man onverstaanbare aanwijzingen voor rollator en vierpoot. Jajajaja. Even later zit ik veilig ingesnoerd en wel achter het stuur en hoor ik gestommel in de achterbak, het zal wel goed wezen.

Schaterlachend maak ik dankbare en verontschuldigende gebaren naar de dokter, als hij het portier komt dichtgooien. Hij kijkt onbewogen naar mij en zegt korzelig: nou, dan ga ik maar positief adviseren. Dag hoor.

Jájájájáá!

Wanneer een Gehandicapten Parkeer Kaart (GPK)?

Om voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking te komen, moet je aan een aantal voorwaarden voldoen. Je moet bijvoorbeeld minstens een half jaar niet meer dan 100 meter zelfstandig kunnen lopen met hulpmiddelen, zoals krukken of een rollator. Tijdens een medisch onderzoek bepaalt een keuringsarts of je aan deze voorwaarden voldoet.

Hoe vraag je een gehandicapten-parkeerkaart aan?

Je kunt een GPK aanvragen bij de gemeente waar je staat ingeschreven. De kaart die je in Nederland krijgt, is onder andere geldig in alle landen van de Europese Unie.

Er zijn twee soorten GPK:

  • bestuurderskaart;

  • passagierskaart.

De kaart is persoonsgebonden. Er hoeft ook geen kenteken van je auto op te staan. Je moet wel een rijbewijs hebben.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.